Het was op de vooravond van de eerste wereldoorlog dat voor het eerst een radio-uitzending met muziek en gesproken berichten voor een handvol luisteraars werd uitgezonden.
Eerste radioverbinding
Radio Laken
Radio Bruxelles / Radio Belgique
Radio Antwerpen / Radio Zoölogie
Katholieke Vlaamse Radio-Omroep (KVRO)
Radio Antwerpen ON4ED / Radio 't Kerkske
West-Vlaamse Radio-Omroep (WVRO)
Radio Vlaanderen
Radio Loksbergen
Radio RBC / Radio Tongeren
Radio Schaerbeek
Radio Conférences
NIR - INR
Omroepvereniging KVRO
Omroepvereniging SAROV
In 1907 waren ingenieur Robert Bénédict Goldschmidt (foto) en zijn schoonbroer Maurice Philippson reeds bezig met radiotransmissie. Om een grote afstand te kunnen overbruggen, construeerden zij een gigantisch antenneweb op het Justitiepaleis te Brussel. Het was toen de meest imposante antenneconstructie in het land. Er werden signalen gestuurd naar zenders/ontvangers in Tervuren, Namen en Luik.
In 1913 gingen dan de eerste proefuitzendingen met spraak en muziek de lucht in. De experimenten vonden plaats in een bijgebouw van de koninklijke tuin. Het bijgebouw stond op ongeveer 1000 meter verwijderd van het paleis, op de rand van het domein, namelijk dichtbij de Van Praetbrug te Laken. De Italiaanse ingenieur Marzi bouwde een experimentele radiofonische lange golf zender die een vermogen kon leveren van 2000 Watt. De uitzendingen werden in de lucht gestuurd via de 165 kHz. De antenne-installatie was indrukwekkend. Er stonden acht pylonen die ieder 125 meter hoog waren. Het was op dit moment dat men voor het eerst stemmen door de ether kon horen in plaats van enkel seinen.
Toch zou het nog tot de lente van 1914 duren vooraleer Koning Albert I ook een radio-ontvanger liet installeren. De allereerste officiële fonische uitzending kwam er op 28 maart 1914 om 20:30. Toen werd een concert uitgezonden voor de volledige koninklijke familie. Het was volgens getuigenissen van buitenlandse specialisten het eerste echte Europees radioconcert geweest.
Het programma bestond uit een mengeling van live muziek en opnames. Opvallend was dat het ging om een concert van voornamelijk internationale muziek uit de grote gevestigde tradities (Italiaans, Frans, Duits), aangevuld met een Belgisch, zelfs Vlaams (instrumentaal) werk en met een nadruk op lyrische muziek (opera). De uitzending werd afgesloten met zowel de Brabançonne als de Marseillaise, wat de betrokkenheid van het koningshuis onderstreepte en het Belgisch nationale belang dat aan de gebeurtenis werd gehecht, evenals de Franse sympathieën van het koningshuis en daaraan verbonden patriottische kringen. Hier volgt het programma.
Giacomo Puccini - Recondita armonia, aria van Cavaradossi uit Tosca (tenor)
Giuseppe Verdi - La donna è mobile, aria van de hertog uit Rigoletto (tenor)
Jean Puppchen Gilbert - du bist mein Augenstern, uit Puppchen (fonoplaat)
Ange Flégier - Le Cor (bariton)
Jules Massenet - Vision fugitive, aria van Herodes uit Hérodiade (bariton)
Giuseppe Verdi - Capriccio, uit Rigoletto (ocarina)
Richard Wagner - Enchantement du Vendredi-Saint, uit Parsifal (fonoplaat)
André Grétry - Où peut-on être mieux qu’au sein de la famille (orkest)
Peter Benoit - Fantasie nr. 3 voor piano (piano)
Frans Van Campenhout - De Brabançonne (orkest) - De Marseillaise (orkest)
Het radiostation had in het begin nog geen naam. Men gebruikte eerst de term TSF (Télégraphie Sans File). Later werd de benaming Radio Laken gebruikt.
Het signaal reikte zo'n zeventig kilometer ver maar kon bij ideale omstandigheden zelf worden beluisterd tot in Parijs. Samen met Raymond Braillard zond Robert regelmatig gedurende enkele uren op zaterdag gesproken berichten uit. Wekelijks werd een concert georganiseerd en rechtstreeks uitgezonden. De speaker evenals de technicus van Radio Laken was Joseph Longé.
Beluister een kort fragment uit 1914 (bron: vrt)
Beluister een tweede kort fragment uit 1914 (bron: vrt)
Koning Albert I en Koningin Elizabeth, die het project financierden, waren zeer geïnteresseerd en behoorden tot hun luisterpubliek. Terwijl Elizabeth interesse vertoonde in de muziek was Albert meer geboeid in het nieuwe medium. De koning zag een middel om met dit medium de grote afstanden te overbruggen met de kolonie Kongo.
Men kon toen nog niet spreken van een groot luisterpubliek want rond die tijd telde men slechts een tiental lampenradio's in België. Voor zo'n radio moest je al gauw 700 BEF (18,50 €) neertellen, een heus bedrag voor die tijd. Begrijpelijk dat enkel de beter gestelden zich een radiotoestel konden veroorloven. Hier en daar kwamen mensen samen om een uurtje naar de radio te luisteren.
Zendtoestel opgesteld in Laken - 1914
Op 18 augustus 1914, bij het begin van WO I, werd het initiatief in Laken plots stopgezet. Koning Albert gaf toen de opdracht om de installatie onklaar te maken. De koning vreesde dat de zendinstallatie in handen van de Duitsers zou kunnen vallen. Een deel van de installatie werd in 1914 gebruikt om een militaire verbinding te maken tussen Antwerpen en Namen. Omdat Antwerpen werd gebombardeerd, werd de apparatuur verhuisd naar Londen waar het werd gemonteerd in een wagen. Het werd de eerste mobiele zender voor het Belgisch leger.
In 1920 telde men in België reeds 26 geregistreerde radiotoestellen. Men kon toen enkel luisteren naar uitzendingen van Duitse en Franse omroepen. Om meer radiotoestellen te verkopen besloot SBR (Société Belge de Radio Électricité), een bedrijf dat radiotoestellen en zendapparatuur vervaardigde in Vorst, te starten met een radiostation.
In 1923 stichtte deze firma een omroepmaatschappij SA Radio Bruxelles. SBR de grootste aandeelhouder van de vennootschap.
De eerste proefuitzending was te beluisteren op 23 november 1923 en duurde 15 minuten lang.
Radio Bruxelles werd op 24 november 1923 ingehuldigd door liberaal minister van Spoorwegen, Zeewezen, Posterijen en Telegrafie Xavier Neujean.
Hier volgt het programma van Radio Belgique op 24 november 1923 om 11:00
August De Boeck - Rhapsodie Dahoméènne
Jules Massenet - Le rêve de Manon uit Manon
Jules Massenet - Fuyez douce image uit Manon
Christophe Gluck- Willibald Aria uit Alceste
Paul Gilson - Marche fantasque
De uitzendingen werden verzorgd in het gebouw van de Union Coloniale in de Stassaertstraat te Elsene. De zender stond ingesteld op 732 kHz (410 meter) en leverde een vermogen van 1500 Watt.
Radio Bruxelles was volledig Franstalig. De beheerraad van de SA Radio Bruxelles bestond uit medewerkers van het persagentschap Belga, vertrouwelingen van het Hof en enkele Franstalige kranten.
Vanaf 1 januari 1924 was Radio Bruxelles dagelijks twee uur te beluisteren namelijk tussen 17:00 en 18:00 en tussen 20:00 en 22:00. Er waren concerten van lichte en klassieke muziek. Af en toe was er een station call of aankondiging te horen. Het eerste Journal Parlé dateerde van 1 november 1926. Sportinformatie en zelfs een weerbericht maakten ook deel uit van de programmatie.
SA Radio Bruxelles kreeg voor Radio Bruxelles financiële steun van onder andere Belgische banken, Belgische kranten en buitenlandse radio-industrie. Het radiostation verwierf ook inkomsten van een particuliere heffing op de verkochte radiotoestellen en verhuurde de studio’s aan firma's, politieke en godsdienstige verenigingen.
Radio Bruxelles was een heel bescheiden station met maar in het begin twee personeelsleden in dienst. Van Soust was aangesteld tot directeur en zanger Léopold Bracony werd aangetrokken om radio-uitzendingen te verzorgen. Bracony had voor zijn aanwerving zelf nooit een radio-uitzending gehoord.
Luister naar een kort fragment met Bracony
Een jaar later werd de naam veranderd naar SA Radio Belgique. Men besloot ook om de naam te wijzigen. Radio Bruxelles werd Radio Belgique omdat wanneer de Belgische staat jaren later zou beslissen om een nationale openbare omroep op te richten, Radio Belgique de kern zou worden. Het was ook geen onlogische stap omdat de radio ook in de omliggende provincies kon worden ontvangen. In West-Vlaanderen, het centrum van Antwerpen en het oosten van Limburg was Radio Belgique dan slecht tot helemaal niet te ontvangen.
Naargelang het aantal radio-ontvangers en private omroepinitiatieven steeg, werd de positie van Radio Belgique meer en meer betwist. De regering kon steeds moeilijker verdedigen waarom het voor Radio Belgique een monopolie in stand hield. De zender had zeer weinig luisteraars in Vlaanderen omdat er enkel Frans te horen was.
Een maand later startte men om 20:00 uur met debatten van openbaar, cultureel of sociaal belang. De muziek die werd uitgezonden kwam van een viertal orkestjes die live voor de microfoon speelden. Er was toen nog geen opnamefaciliteit en fonoplaten waren er ook niet. Af en toe zong Bracony zelf een stukje als er een gaatje was in de programmering.
Op 30 maart 1924 riep journalist en schrijver Théo Fleischman "le journal parlé - het gesproken dagblad" in het leven met een ploeg van 4 journalisten. Tot dan waren de berichten, als die er al waren, los doorheen de programmering voorgelezen.
Théo had een ongelooflijke feeling voor wat je met het toen nieuwe medium allemaal kon doen. Hij introduceerde de reportage, het interview, het nieuwsbulletin én de reclame. De journalisten presenteerden zelf het nieuws voor de microfoon gedurende 30 minuten. Dit was in tegenstelling met de meeste buitenlandse zenders zoals de BBC. Zij maakten gebruik van nieuwslezers zonder redactionele verantwoordelijkheid. Deze traditie werd later verder gezet op de nationale omroep.
Het team van Fleischman verzorgde dagelijks een journaal van een half uur. Theo Fleishman maakte geen nieuwsbulletin dat bestond uit het voorlezen van officiële communiqués, maar herwerkte krantenberichten, volgens journalistieke criteria. De dagbladen vonden dat minder prettig, maar eigenlijk bleef het bij gemor aan de zijlijn. Sommige journalisten van de schrijvende pers waren best trots als hun artikel werd voorgelezen op het nieuwe wonderlijke medium. Het journaal was volledig en bondig en was zowel betrouwbaar en verteerbaar. Eerst werd het binnenlands nieuws omgeroepen, daarna volgde het buitenlands nieuws. Ook de actualiteit uit de Wetstraat, een gesprek over een actueel thema, een specialistenkroniek van een vijftal minuten, financieel nieuws en sportnieuws maakten deel uit van het journaal. De grondslagen van dit professioneel gebrachte radiojournaal zouden later worden gebruikt door het NIR. Radiomakers uit heel Europa kwamen naar België om het inmiddels beruchte Journal Parlé te analyseren en te bestuderen.
In 1925 verzorgde Fleischman de eerste rechtstreekse sportreportage: de wielerzesdaagse in het Brusselse sportpaleis. De man ging de geschiedenis in als de 'vader' van het radionieuws.
Extra geldmiddelen haalde Radio Belgique uit reclame. De opbrengst per reclameboodschap werd toen bepaald op 15 BEF. Tot 1926 was de exploitatie van Radio Belgique echter verlieslatend.
SBR leverde ook zendapparatuur aan onder andere het NIR/INR, Radio Schaerbeek, Radio 't Kerkske, Radio Vlaanderen en Radio Cointe.
De eenzijdige aandacht van Radio Belgique voor de Franse taal en cultuur in België leidde snel tot stijgende ontevredenheid in Vlaanderen.
In 1926 richtte Radio Belgique een lokale zender op in Antwerpen. Desondanks dit lokaal initiatief bleef er een algemene ontevredenheid. In 1927 werden Vlaamse organisaties opgericht die iets wilden doen aan het ontbreken van Vlaamse uitzendingen. Het was ook een kenmerk van die periode. De belangrijke instellingen van opvoedkundige en culturele waarde zoals het middelbaar en hoger onderwijs waren nog voor het overgrote deel Franstalig. Het parlement bleef zich verzetten tot 1928 tegen taalregionalisatie.
De eerste politieke uitzendingen op Radio Belgique vinden plaats in 1928. Op 28 mei 1928 werden ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de Belgische Boerenbond katholieke redevoeringen vanop de Grote Markt van Leuven uitgezonden. De eerste socialistische uitzending op Radio Belgique gebeurde op 20 december 1928. Het was de Socialistische Radio Club van Antwerpen die Vlaamse spreekbeurten verzorgde en werden ondersteund door hoofdzakelijk Vlaamse muziek. . Op 19 maart 1929 vond er een uitzending plaats van de Nationale Raad van de Liberale partij. Die liberale uitzendingen werden zowel in het Frans als het Nederlands verzorgd.
In 1926 was Radio Belgique een puur Franstalige zender. Er werd enkel Frans gesproken en Vlaamstalige liedjes waren zeer sporadisch te horen.. Om dit tegen te gaan werd de Vlaamsche Radiovereniging VRV opgericht. De VRV pleegde overleg met de NV Radio-Belgique om een Vlaamse zender op te richten, die zou worden beheerd worden door Radio Belgique, maar waarvoor de VRV de programma’s zou mogen inrichten.
In mei 1926 richtte Radio Belgique een zender op in de lokalen van de Antwerpse dierentuin. Dat gebeurde in samenwerking met de Koninklijke Zoölogische Vereniging van Antwerpen. De zender zonder veel luister ingehuldigd zonder vertegenwoordiging van de provincie of stad Antwerpen. Het initiatief bood een oplossing voor de slechte ontvangst in de stad Antwerpen.
De secretaris en speaker was Jos Van den Haute. Er werd gesproken over Radio Antwerpen maar die naam werd reeds gebruikt door Radio Antwerpen / Radio Anvers ON4ED, beter gekend als Radio 't Kerkske. De dierentuinzender werd bekend onder de naam Radio Zoölogie.
Radio Zoölogie bracht onder andere concerten die in de Dierentuin werden gegeven onder leiding van Antwerpse componist-dirigent Flor Alpaerts. De radio relayeerde ook de concerten vanuit Brussel via de zender in Veltem. Verder voorzag men sporadisch Vlaamstalige uitzendingen.
De uitzendingen werden gestaakt op 1 februari 1927. Financiële moeilijkheden zouden aan de basis hebben gelegen.
Een financieel comité werd samengesteld dat op 15 mei 1928 een zendvergunning aanvraagt bij de bevoegde minister. Op dat moment werden aan België twee golflengten toegekend waarvan Radio Belgique er een gebuikte. Omdat de regering bang is de ongebruikte golflengte te verliezen op de naderende Internationale Conferentie te Praag, werd de tweede Belgische golflengte in concessie gegeven aan het financieel comité. Het ging hier echter slechts om een voorlopige vergunning, gezien op dat moment onderhandelingen liepen voor de oprichting van een nationale omroepmaatschappij. Het was de bedoeling dat de nationale omroepmaatschappij de beide golflengtes in gebruik zou nemen.
Op 9 februari 1929 werd NV Radio opgericht om de katholieke Vlaamsche radio te ondersteunen. De voorzitter was Aloïs van de Vyvere, die werd bijgestaan door ondervoorzitter advocaat, katholiek kamerlid, medestichter van de krant De Standaard, burgemeester van Antwerpen Frans Van Cauwelaert. In de vennootschap zaten ook voorzitter van de boerenbond Victor Parein en Kanunnik professor, voorzitter van het Davidsfonds Arthur Boon, bankbeheerder Victor Delbaere, Victor De Beuckelaer, Emiel Delvoie, professor Frans Franssen, Norbert Gijsen, voorzitter van het ACW Edmond Rubbens en advocaat Jan Gruyters. Het waren allen leden die ook deel uitmaakten van het financieel comité.
Nog in 1929 lanceerde NV Radio de Katholieke Vlaamsche RadioOmroep - KVRO. De eerste uitzendingen werden verzorgd op Radio Belgique. Op 6 oktober 1929 startten de uitzendingen op de eigen golflengte 339 meter. Deze zouden worden beëindigd op 1 februari 1931 toen het NIR voor het eerst in de lucht kwam.
Georges De Caluwé was eerst een radioamateur die vanaf 1922 experimenteerde met een primitieve zender die was opgesteld in zijn garage in de Provinciestraat. Hij maakte radio op de korte golf 80 meter-band onder de roepnaam ON4ED. Op 4 december 1926 startte hij met een middengolfuitzending op 250 meter als Radio Antwerpen / Radio Anvers ON4ED. In het Frans want George De Caluwé kreeg voor zijn zender de beschikking over de toren van de Franstalige Protestantse Kerk in de Bexstraat, nabij het Antwerpse Stadspark.
In 1927 stelde de dominee Thomas van de Franstalige Protestantse kerk in Edegem voor om zijn radio onder te brengen in een torenkamer en de zendantenne te plaatsen boven op de kerktoren. De toren van de kerk was de hoogste toren van een Vlaamse Protestantse kerk.
"In 1923", zo vertelt De Caluwé, "liefhebberde ik al op de korte golf, 80m en zo; op een avond woonde ik één van de concerten bij die hier in de kerk gegeven worden. "Zoiets zou toch uitgezonden moeten worden", zei ik bij mijzelf - en ik zei het dezelfde avond ook nog aan de predikant, de heer Thomas. Die was akkoord, maar "Wie zal dat doen?" "Ik!". Ik kreeg vergunning in de toren mijn geluk te beproeven, en installeerde er een postje onder 't horloge. Voor een begin ging het al niet te kwaad, maar ge hadt me daar moeten zien staan, 's winters, tussen de open klokkengaten, gekleed als een poolreiziger en toch nog klappertandend van de kou!"
Georges De Caluwé in een interview met in Wereldrevue, 7-13 december 1933
geciteerd bij W. Bertels, Die dingen behoren allemaal tot het verleden (1972)
De studio was eerst gevestigd net onder de klokken. Hiervoor moest Georges 265 trappen beklimmen. Drie dagen per week verzorgde Georges radio-uitzendingen op 201 meter met een vermogen van 200 Watt. De radio had ongeveer een reikwijdte van 50 kilometer. De radio werd bekend als Radio 't Kerkske. In ruil mocht de dominee conferences brengen op de radio en het kerkorgel werd gebruikt om muziek te brengen. Om één uur radio te brengen was een ganse week voorbereiding nodig om onder andere de batterijen op te laden.
Technisch verliep alles vlot maar financieel ging het minder goed. Er werd meer uitgegeven dan dat er binnen kwam. Ook werd tijdens een onweer de zender vernield door een blikseminslag. In 1930 meldde Georges op de radio dat hij ermee ging stoppen. De Antwerpenaars wilden hun radio niet missen en er werden verschillende vriendenkringen opgericht. In totaal deden ongeveer 28.000 leden mee die elk 25 BEF lidgeld betaalden. Reclame van grote firma's uit Antwerpen brachten geld op. Aan de Mechelsesteenweg werd even later een nieuwe zender gebouwd.
Na de oprichting van het NIR stelde men vast dat er meer werd geluisterd naar de particuliere omroepen, vooral in Antwerpen naar Radio 't Kerkske. Tussen 1935 en 1940 waren het gouden jaren voor de Antwerpse particuliere omroep. Georges De Caluwé ontplooide met glans zijn organisatorische en managementtalenten. In plaats van vrijwilligers werden bekwame medewerkers aangetrokken.
In 1933 werd wekelijks Magazine Radio Antwerpen uitgegeven. De prijs bedroeg 1 frank per nummer. Het was een ware voorloper van de huidige radio- en televisieboekjes. De radioprogramma's werden opgesomd en daarnaast was er een redactionele bijdrage van Antwerpse aangelegenheden en sportwedstrijden. In het nummer stonden ook zangteksten van populaire liedjes die op de radio werden uitgezonden.
De studio moest ook verhuizen want de ruimte in de kerk werd te klein. Het was er ook niet comfortabel omdat het in de winter te koud was en in de zomer te heet. Er werd verhuisd naar de Belgiëlei. Om de verhuis kenbaar te maken werd een wielerwedstrijd georganiseerd.
Terwijl op het NIR het gesproken dagblad werd gebracht spraken ze in Antwerpen over de gesproken almanak. Het waren berichten doorspekt van reclameboodschappen. Eén van de belangrijkste sponsors was de chocoladefabriek Finor.
In het najaar van 1927 experimenteerde Etienne Vergote met een kleine zender vanuit zijn woning aan het Plein 29 in Kortrijk. Hij kreeg daarbij hulp van kanunnik Albert Gillon. Er werden op de zondagmiddag uitsluitend muziek en voordrachten uitgezonden. Het station kreeg de naam Radio Kortrijk toebedeeld. In dat spoor werd de Kortrijkse Radiogilde opgericht in 1928 waarmee men probeerde om een radiolicentie te bemachtigen.
Karmeliet pater Leopold Vandepitte, medestichter van het comiteit voor Katholieke Radio-Aktie en zijn broer Juliaan Vandepitte, een militaire radiotelegrafist wilden eveneens een radiolicentie. Voor hen was de radio het middel bij uitstek om de Vlaamse volksgemeenschap op te voeden.
Juliaan Vandepitte
In het najaar van 1929 jaar kreeg Jules Callens een tijdelijke vergunning om met zijn zender reclame te maken voor de vlastentoonstelling tijdens het eeuwfeest van de Hogere Technische School. Etienne Vergote bleef illegaal concerten en causerieën uitzenden omdat de pogingen om een definitieve vergunning te krijgen mislukten.
Als gevolg van onenigheid en politieke druk werd het Kortrijkse Radio(comiteit) dat aanvankelijk Katholieke Vlaamse Radio-Omroep of afgekort KVRO heette op 26 december 1934 omgedoopt tot West-Vlaamse Radio-Omroep, met als roepnaam WVRO
Op het grondgebied Ingooigem werd eerst een voorlopige zendinstallatie geplaatst. Eén van de pylonen waaraan de zendantenne was bevestigd, stond boven op de molen. Technicus Joseph Christiaens woonde in de Kerkdreef te Vichte. Later kreeg de zender een mooiere behuizing op grondgebied Vichte.
Zendmast Radio WVRO (foto anzegem.be)
Op 25 maart 1935 werd voor het eerst de benaming WVRO gebruikt. In 1938 kreeg het station nieuwe apparatuur en een nieuwe huisvesting op de zogenaamde berg van Vichte waardoor het zendbereik aanzienlijk toenam.
Een katholieke radiodag vond plaats op zondag 2 mei 1937. Het was een initiatief van het Mannenverbond voor Katholieke Actie (M.V.K.A). De bedoeling was iedereen ervan te overtuigen om enkel te luisteren naar de WVRO. Op die dag werd in alle missen een sermoen over de katholieke radio gepredikt door Eerwaarde Pater Leopold (Robert Vandepitte). Aan de kerkdeur werden propagandabrochuurtjes voor de katholieke radio verkocht. In de namiddag werd na het Lof een optocht georganiseerd rond de kom van de gemeente met het plaatselijk muziek voorop. De kinderen werden naar de toneelzaal gebracht voor een kinderuurtje gebracht door de omroep. Om 19:00 was er een volksvergadering waarbij de film Het Wonder der Draadlooze werd getoond. Er was ook een toespraak door de bestuurder Karel Vandepitte over de strijd om de katholieke radio.
Het zou zelfs nog tot 1935 duren vooraleer ook in Gent en Loksbergen radiostations van start zouden gaan. In Oost-Vlaanderen ging het om Radio Vlaanderen, een omroep met een sterk socialistische inbreng. Het was dankzij Leopold Ros dat er een vergunning werd gegeven.
Theo Baileul was de initiatiefnemer en gebruikte een 250 Watt sterke zender. De studio was gevestigd in de Gentse Sint-Pietersnieuwstraat, naast de kantoren van de Vooruit.
Radio Vlaanderen zond lichte muziek uit, afgewisseld met reclame. De radio besteedde veel aandacht aan de feesten van de Socialistische partij en socialistische verenigingen. Voor de oorlog maakte ook de SAROV, de Socialistische Arbeidersradio Omroep Vlaanderen programma's via Radio Vlaanderen.
Op een bepaald moment werd er teveel reclame uitgezonden. Klassieke werken werden zelfs tussen twee delen even onderbroken voor een reclameboodschap.
Bij de mobilisatie, in 1939, werd de zender in Merelbeke geïnstalleerd. In de mobilisatietijd werden de verzoekplaatjes voor soldaten, een primeur in die tijd, bijzonder populair.
In 1937 startte Radio Loksbergen met uitzendingen. Gerard Keersmaekers was de initiatiefnemer. De studio was opgesteld in zijn herenhuis aan de Turnhoutsebaan te Diest en de zender stond op de Kluisberg te Loksbergen. Desondanks de radio onafhankelijk was, waren de uitzendingen katholiek getint. Zo opende Gerard iedere morgen met een gebed. Daarna waren presentatrices Ivonne en Maria hoorbaar op de frequentie.
Er werd uitgezonden op 202,40 m met aanvankelijk 50W, later met 150W. De uitzendingen waren hoorbaar tot in Oost Vlaanderen. Er werd vooral swingjazz geprogrammeerd en er werd tijd besteed voor verzoeknummers.
De particuliere zenders zonden uit met een straal van 30 tot 50 km en dekten samen het grootste gedeelte van België. De zenders van de radiostations moesten wel op 8 kilometer van steden zijn verwijderd. Dit was wettelijk bepaald omdat AM-zenders nogal wat storing veroorzaakten.
In Vlaanderen werd slechts één vergunning per provincie toegekend. Het was het resultaat van een politiek compromisbeleid waarbij de politieke kleur overeenstemde met de politieke machtsverhouding in de betreffende provincie.
Hieronder volgt een overzichtstabel met de Vlaamse omroepen:
Benaming | Ontstaan | Golflengte | Vermogen | Plaats | Strekking |
Radio Antwerpen ('t Kerkske) |
1926
|
201,1
m
|
200
W
|
Edegem | Katholiek |
Westvlaamse Radio Omroep |
1928
|
204,8
m
|
125
W
|
Vichte | Katholiek |
Radio Vlaanderen |
1935
|
200,0
m
|
250
W
|
Gent | Socialistisch |
De Vlaamsche Omroep |
1935
|
202,4
m
|
150
W
|
Loksbergen | Onafhankelijk / katholiek |
In 1929 stichtte burgerlijk mijningenieur Emile Delvoie, gekend als Abbé Delvoie, samen met staatsminister Aloïs van de Vyvere en enkele ondernemers uit Luik een radiofabriek op in de Henisweg 31 te Tongeren. De familie Delvoie was goed gekend in Tongeren want eerder in 1913 richtten zij namelijk de eerste vrije ambachtschool op in de Rode Kruislaan. Die school was de basis voor het TIO, het Technisch Instituut Onze-Lieve-Vrouw. De radiofabriek kreeg de naam Radio Broadcasting Company, afgekort als Radio RBC. In Tongeren sprak men van Het Radiofabriekske. De fabriek had ook voor die tijd een hypermodern laboratorium, uitgerust met Duitse precisiemeetapparatuur en had eveneens drie burgerlijk ingenieurs elektronica in dienst. Dit laboratorium diende om betere en gevoeligere ontvangers te ontwikkelen en om productiefouten op te sporen.
In die tijd kon er enkel in de regio worden geluisterd naar het Duitse Langenberg en de Franstalige uitzendingen van Radio Cointe. Om daar iets aan te doen werd in 1932 in de fabriek een middengolfzender geïnstalleerd. Na de toelating te hebben gekregen van de stad, de provincie en heel wat ministeries werd een soort van voorlopige vergunning uitgereikt om uit te zenden op voorwaarde dat er geen reclame werd gemaakt. In een lokaal werd op een tafel twee platenspelers gezet. Er werd dagelijks uitgezonden tussen 10:00 - 12:00 en 14:00 - 16:00. In de Driekruisenstraat woonde een Nederlander die werd aangenomen om de presentaties te verzorgen. Dagelijks sleurde hij naar de studio zijn platen mee. Dat waren hoofdzakelijk Vlaamse platen.
Om de zeven jaar worden in Tongeren de Kroningsfeesten georganiseerd. Zaliger deken Verjans vroeg aan Emile om een aankondiging op de radio te doen voor deze processie. De collega's van Radio Cointe hadden dit opgevangen en zijn gaan reclameren bij het ministerie omdat er reclame werd gemaakt. Het ministerie volgde de mening van Radio Cointe en stuurde een delegatie naar de Tongerse omroep. Alles moest worden afgebroken en werd in beslag genomen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog stopte de fabriek haar productie. De meeste medewerkers werden gemobiliseerd. Tijdens de oorlog werden radio's geproduceerd door het Duitse Siemens.
Tijdens de jaren 30 brak in België radiodistributie door. Dat was de voorloper van kabelradio. In de huizen werd een luidspreker geïnstalleerd die was aangesloten op een audiolijn. De mensen konden dan luisteren naar een drietal zenders. In tegenstelling tot SBR verzette Emile Delvoie zich niet tegen dit nieuwe fenomeen omdat RBC het financieel steeds moeilijker had.
Anekdote: Radio Broadcasting Comparant kreeg klachten van klanten die meldden dat er te weinig radiolampen in de toestellen werden gemonteerd. Het was zo dat het aantal lampen een verkoopsargument was. De RBC-technici zagen het nut niet om het design aan te passen omdat hun radio's kwalitatief goed werkten. Er werd beslist om extra sockets te monteren die niet werden aangeschakeld. Men vroeg aan Philips naar kapotte radiolampen. De toestellen werden verkocht met een iets hogere prijs en de klanten waren tevreden omdat er meer lampen zaten in hun radio.
Tijdens de tweede wereldoorlog stopte de fabriek haar productie en ging nadien in liquidatie.
De Henisweg werd later omgedoopt tot de Radiostraat.
Met dank aan ON6HN, Remy Horsmans en Radio Tongeren
Radio Schaerbeek werd opgericht door Léopold Mestdagh. De eerste uitzending vond plaats in 1928 in de Avenue Claeys, kortbij het Rogierplein. In een gebouw van twee verdiepingen hoog werden twee auditoria en meerdere professionele studio's ingericht.
Radio Schaerbeek was de meest populaire radiozender tijdens de periode voor de Tweede Wereldoorlog. Zo was er om 19:45 een gesproken dagblad gevolgd door een film- en vedettenkroniek en een muzikaal stuk soms gebracht door het huisorkest van de radio. Het huisorkest bestond uit 6 koperblazers. De uitzending werd beëindigd omstreeks 22:30.
De radio kende enkele problemen. Zo werden de uitzendingen begin januari 1932 geschorst door minister François Bovesse wanneer presentator Henri Faust alias Faustus persoonlijke kritiek gaf op een Franse minister die toen in Brussel op bezoek was. Na een stilte van vier maanden verhuisde de zender buiten de Brusselse agglomeratie, naar de Alfons Leenaertsstraat te Kraainem, en begon daar terug uit te zenden op 23 mei 1932.
De radio had als slogan: "La radio des vedettes et de la bonne humeur". Verschillende artiesten werden uitgenodigd voor de microfoon zoals Edith Piaf, Sacha Guitry, Pierre Brasseur en Jean Lumière.
Radio Conférences was eerst gevestigd op het Jamblinne de Meuxplein 50 te Schaarbeek. Het station begon uit te zenden ongeveer op hetzelfde moment als Radio Schaerbeek en werd opgericht door Armand Rombauts. In tegenstelling met Radio Schaerbeek lag de klemtoon op educatieve programma's. Vandaar ook de benaming van de radio want er werden heel wat conferenties gegeven. De onderwerpen varieerden van literatuur, sport, de kolonie Congo tot exposities en kunst.
Op de zender was Henry Faust terug te horen nadat hij werd ontslagen bij Radio Schaerbeek. De radio verhuisde vervolgens naar Meise.
De particuliere zenders werden gefinancierd door etherreclame en gesteund door schenkingen van sympathisanten en culturele verenigingen en lidgelden. Zo verkocht Radio Châtelineau steunkaarten aan 12,50 Belgische Frank en erekaarten van 25 en 50 Belgische Frank. Daarnaast werden ook platen op verzoek gedraaid tegen betaling. Paradoxaal genoeg waren de privézenders in feite piraten indien zij na de oprichting van het NIR reclame uitzonden. De wet van 14 mei 1930 verbood immers handelspubliciteit.
De vroege jaren dertig werden gekenmerkt door een groot aantal spontane initiatieven. Op 12 april 1932 besloot minister François Bovesse de wildgroei een halt toe te roepen: 37 illegale stations werden het zwijgen opgelegd en aan de 140 aanvragen tot het verkrijgen van een zendvergunning die na het ministerieel besluit van 28 augustus 1931 binnenliepen, werd geen gevolg meer gegeven.
Het enthousiasme van Radio Belgique werd getemperd door de hoge kosten. Radio Belgique wilde wel staatssteun. Aan de andere kant koppelden de Vlamingen daar taaleisen aan.
In 1928 werd onder het beschermschap van de christelijke middenstand en met steun van de machtige Boerenbond een Vlaamse radio-omroep opgericht, de N.V. Radio. Het was de bedoeling om nationaal te starten met KVRO. Om dit te verwezenlijken werd een zendinstallatie gebouwd in Veltem. Met politieke steun werd de structuur van beide omroepen ondergebracht in een nieuwe openbare instelling.
Op 18 juni 1930 werd de wet op de stichting van het NIR (Nationaal Instituut voor Radio-Omroep - Institut National de Radiodiffusion, de voorloper van de RTBF en de VRT) gestemd. Die wet stelde dat de twee bestaande radiofrequenties in België niet langer in privé-handen mogen blijven maar naar het door de staat opgerichte openbare instelling gingen.
Marcel Van Soust de Borckenfeldt, eerder directeur van Radio Belgique, werd de eerste omroepbaas van het NIR. Théo Fleishman werd directeur voor het Franstalig gedeelte. Theo De Ronde werd door de raad van beheer aangesteld tot directeur-generaal van de Vlaamse uitzendingen. Hij stierf in juni 1939 en werd opgevolgd door Jan Boon, eerder gekend als Nonkel Jan van de omroepvereniging KVRO.
Radio Belgique en KVRO stopten dus met hun uitzendingen de dag dat het NIR werd opgericht. Het personeel werd tewerkgesteld in de nieuwe nationale omroep die voor het eerst in de lucht kwam op 1 februari 1931.
Op 20 juni 1930 kwam toenmalig minister van PTT Maurice Lippens af met een wet op luistergeld van ontvangsttoestellen. Een jaarlijkse taks van 60 BEF (1,50 €) werd geheven op alle bezitters van een lampenradio. De eigenaars van een kristalontvanger werden belast met 20 BEF (0,50 €). Dit was voor die tijd een fiks bedrag. Er waren toen reeds 76.872 radio-ontvangers in ons land. Het jaar daarna telde men reeds meer dan 200.000 toestellen.
Voor de invulling van de programma's mocht het NIR echter een beroep doen op de bestaande omroepverenigingen. Het NIR ging met elk van de omroepverenigingen een contract aan waarbij de zendtijd werd verdeeld over KVRO, SAROV, LIBRADO, de Vlaams-nationale en de neutrale omroepverenigingen. SAROV kreeg wekelijks twee uur zendtijd in de vooravond en twee uur in de avond. Die regeling ging in op 1 februari 1931, de officiële start van de uitzendingen van het NIR.
Benaming |
Betekenis
|
Taal
|
Toegekende
punten
|
Vestiging
|
KVRO |
Katholieke Vlaamse Radio Omroep
|
NL
|
1
|
Leuven
|
SAROV |
Socialistische Arbeiders Radio Omroep voor Vlaanderen
|
NL
|
1
|
Antwerpen
|
Librado |
Liberale Radio Omroep
|
NL
|
0,25
|
Antwerpen
|
Vlanara |
Vlaamse
Nationale Radiovereniging
|
NL
|
0,25
|
Antwerpen
|
Commissie
der Godsdienstige Spreekbeurten
|
NL
|
|||
De Protestantse Commissie
|
NL
|
|||
De
Vrije Gedachte
|
NL
|
|||
RCB |
Radio
Catholique Belge
|
FR
|
||
RESEF |
Radio
Emission Socialiste d'Expression Française
|
FR
|
||
Solidra |
Société
Libérale de Radiodiffusion
|
FR
|
||
RW |
Radio
Wallonie
|
FR
|
Aanvankelijk werd er enkel tussen 17:00 en 22:00 uitgezonden. In totaal werd er dus wekelijks voor vijfendertig uur programma's gemaakt die verdeeld moest worden tussen het eenheidsinstituut en de omroepverenigingen. Het eenheidsinstituut nam drieëntwintig uren voor zijn rekening, de twaalf overige uren werden verdeeld door middel van een puntensysteem (zie tabel hierboven)
De omroepverenigingen mochten gesproken uitzendingen en muziekprogramma's verzorgen. Zij moesten alle kosten zelf dragen maar mochten gratis gebruik maken van het omroeporkest en technische assistenten. De teksten moesten ten minste drie werkdagen op voorhand worden ingeleverd. Het NIR onderzocht of de teksten niet strijdig waren met de wetten, geen gevaar was voor de openbare orde opleverden, de goede zeden niet aantastten, de overtuiging van anderen niet kwetsten of geen belediging van een andere staat inhielden. Ook de keuze van de grammofoonplaten ontsnapten niet aan de controle.
In mei 1932 werd de uitzendtijd echter uitgebreid: er waren toen ook middaguitzendingen. In 1935 kwamen er tenslotte ook ochtenduitzendingen. Bij deze zendtijdverruimingen ontstonden er steeds meer problemen met de omroepverenigingen. Zij kregen nooit een proportioneel aandeel in de zendtijdverruimingen.
In 1935 waren de omroepverenigingen van ongeveer een helft van de zendtijd teruggevallen tot op minder dan één derde. Tijdens deze vooroorlogse jaren bleef het steeds een hekel discussiepunt of de omroepverenigingen nu moesten blijven of volledig afgeschaft moesten worden.
Het openbaar instituut stak ook niet onder stoelen of banken dat ze de omroepverenigingen liever kwijt dan rijk was. Het had tot resultaat dat de omroepverenigingen van de verschillende strekkingen hun wantrouwen tegenover elkaar lieten varen en zich verenigden in de Federatie van Omroepverenigingen. Die federatie werd opgericht tussen 1935 en 1938 en ze zorgde ervoor dat de omroepverenigingen meer praktische eisen tegenover het NIR konden doordrukken, zoals de betaling van de medewerkers voor de uitzendingen.
Met de opkomst van de extreemrechtse partijen rees er bovendien steeds meer de vraag tot splitsing van het NIR in een Nederlandstalige en Franstalige omroep. Men wilde hiertoe de omroepwet van 1930 wijzigen. Er kon echter geen parlementaire meerderheid gevonden worden voor dit voorstel. Dus besloot de huidige minister van PTT het NIR in drie verschillende diensten op te splitsen: een technisch administratieve dienst, een dienst van de Vlaamse Uitzendingen en een dienst van Franstalige uitzendingen. Hierdoor behield het NIR een gemeenschappelijke raad van bestuur met hieronder drie verschillende diensten. Deze zogenaamde reorganisatie van het NIR werd eind 1937 doorgevoerd.
Verhouding van de programma's in 1932
Franstalige omroep
Gesproken woord omroepverenigingen: 3,50%
Gesproken woord NIR: 14,58%
Klassieke muziek: 21,95%
Lichte muziek: 23,30%
Fonomuziek: 28,61%
Voordrachten, reportages, commentaar, schetsen: 5,98%
Schoolradio: 1,10%
Uitzendingen voor duivenliefhebbers (in beide talen): 0,98%
Nederlandstalige omroep
Gesproken woord omroepverenigingen: 7,47%
Gesproken woord NIR: 16,57%
Klassieke muziek: 16,16%
Lichte muziek: 30,35%
Fonomuziek: 27,56%
Voordrachten, reportages, commentaar, schetsen: 0,75%
Schoolradio: 1,41%
In Veltem werden in 1928 twee zendstations van elk 15 kW opgericht. De Nederlandstalige omroep kreeg de golflengte 338,20 meter (887 kHz) toegekend en de Franstalige omroep werd gehuisvest op 508,50 meter (590 kHz).
Bijdrage uit de Vlaamsche Radiogids (KVRO) - 1933
De bouw van een omroepgebouw aan het Flageyplein te Elsene werd gestart op 3 november 1935. Het Art Déco-gebouw werd op 1 januari 1937 feestelijk in gebruik genomen. Het herbergde de aller-modernste studio's van heel Europa. De Franstaligen huisden in de linkervleugel, de Vlamingen kregen de rechtervleugel toebedeeld. Beide nationale omroepen hadden, op enkele details na, precies even veel ruimte en mogelijkheden gekregen. De grote muziekstudio had een uitstekende akoestiek en ontving de beroemdste muzikanten.
Omdat de zendmast in Veltem stond, waren er moeilijkheden om overal in Vlaanderen te worden ontvangen. De regionale zenders hadden een goed bereik in hun provincie en hadden trouwens de meerderheid van het luisterpubliek. Dit werd vastgesteld door de RTT die in 1939 een marktonderzoek deed onder de eigenaars van de 1.112.900 radiotoestellen die ons land toen telde. Deze zenders werden geprefereerd door het volk omdat zij meer artistieke programma's en regionale nieuwsberichten verzorgden.
De inkomsten van de particuliere radio's bestonden hoofdzakelijk uit reclame die rechtstreeks tussen de programma's werd gemeld. Zij kwamen dan ook vaak in moeilijkheden met de NIR die radioreclame verbood. Zo ontstond in 1932 een rel rond de sluiting van Radio Schaerbeek door minister Bovesse die later, onder druk van de luisteraars, op zijn beslissing terugkwam.
Op het congres van de Katholieke Vlaamse Landsbond in 1927 te Sint-Truiden werd een resolutie goedgekeurd om een eigen radio-omroep te stichten, de KVRO of voluit de Katholieke Vlaamsche Radio Omroep. Juliaan Vandepitte was één van de drijvende krachten achter dit initiatief.
De radio-omroep ontstond in 1928 en werd gesticht in de vorm van de NV Radio om een zender te bouwen te Veltem en de katholieke levensbeschouwing in Vlaanderen te verspreiden door de radio. In 1929 werd de zender ingericht in Veltem.
Tot 1931 mocht KVRO uitzendingen tweemaal per week verzorgen namelijk op zondag en donderdagavond.
Terwijl de katholieke omroep voor 1 juli 1930 in alle vrijheid kon uitzenden via de zender in Veltem, werden de uitzendingen vanaf 1 juli 1930 meer en meer aan banden gelegd door de nationale omroepmaatschappij, tot het NIR de volledige omroep in handen neemt.
De onafhankelijke werking van de KVRO ten opzichte van het NIR uitte zich voornamelijk in zijn tijdschrift, De Vlaamsche Radiogids, waarover het NIR geen enkele bevoegdheid had. De Vlaamsche Radiogids gaf haar eerste nummer uit op 8 december 1929. Het weekblad diende als programmablad en als ledenblad. Hiermee beantwoordde de KVRO aan zijn nood om nauwer in voeling te treden met de luisteraars en hen sterker aan de katholieke omroep te binden, gezien uitzenden, zeker in het begin, slechts één à twee avonden per week mogelijk was.
Eind 1934 werden NV Radio en KVRO samengevoegd en omgevormd tot een vereniging zonder winstbejag, met als officiële naam KVRO. Sinds het NIR de zenders uitbaat was er namelijk geen behoefte meer aan een naamloze vennootschap, enkel nog aan een vereniging die fungeerde als omroep en luisteraarsvereniging.
Land van Dendermonde - 18 september 1932
De katholieke klok van kanton Wetteren - 13 augustus 1939
Het Vlaamse en het katholieke werden door de KVRO in zijn tijdschrift zeer militant beleden in de eerste jaargangen. Hoewel het katholieke en Vlaamse karakter ook eind jaren dertig aanwezig bleef, leek de militante houding die de KVRO in de beginjaren kenmerkt te temperen medio jaren dertig.
De Socialistische Arbeiders Radio-Omroep voor Vlaanderen (SAROV) werd opgericht op 14 juli 1929 te Gent. Ze werd in het leven geroepen om de Vlaamse socialistische radio-uitzendingen te verzorgen die op dat ogenblik maandelijks liepen op Radio Belgique. Tevoren werden de uitzendingen verzorgd door de Antwerpse Socialistische Club van Radioliefhebbers, maar die beschikte als plaatselijke organisatie niet over de nodige middelen om de uitzendingen te blijven bekostigen.
Op 10 maart 1929 riep de Antwerpse club de bestaande Vlaams-socialistische radioclubs van Antwerpen, Gent en Menen samen om het vormen van een Federatie van Radioliefhebbers te bespreken. Op dit voorbereidend congres werd de principiële beslissing genomen dat Vlaanderen en Wallonië elk een eigen socialistische radio-omroep moesten krijgen.
Vanaf 10 april 1929 gebeurden de socialistische uitzendingen via Radio Belgique reeds onder de roepnaam SAROV, maar de organisatie werd pas op 14 juli 1929 officieel opgericht. SAROV moest niet alleen de socialistische uitzendingen verzorgen, maar ook de Vlaamse radioclubs overkoepelen.
Het startkapitaal was bescheiden. De Antwerpse en Gentse radioclub gaven elk 1000 BEF. SAROV was verder afhankelijk van de bijdragen van individuele leden in de plaatselijke radioclubs, die in de jaren 1930 vrij talrijk opgericht werden. Een aanvulling kwam van giften en toelagen van de vakbeweging, de mutualiteiten en de coöperatieven, vooral in de vorm van betaling van de programma's die aan deze verenigingen gewijd waren.
In oktober 1929 kreeg SAROV toelating van minister Maurice Lippens om wekelijks een uitzending te verzorgen op de golflengte van KVRO. Maurice Lippens wilde de golflengte van Radio Belgique immers voorbehouden voor Franstalige uitzendingen. De katholieke omroep was daar niet gelukkig mee, maar legde zich erbij neer. In het begin zond SAROV wekelijks op dinsdag. Wanneer er in juli 1930 meer middelen kwamen, kwam er een tweede uitzending op vrijdag bij.
De inhoud van de programma's van SAROV werd duidelijk vanuit een socialistische visie bepaald. SAROV wou een opvoedende en culturele taak vervullen. Aangezien haar doelpubliek vooral uit arbeiders bestond, probeerde de organisatie haar uitzendingen dan ook zoveel mogelijk op de smaak van haar publiek af te stemmen. De programma's waren volkser dan die van de andere omroepen. Het muzikale gedeelte vormde de hoofdbrok en werd onderbroken voor kleiner voordrachten of "causeries".
SAROV introduceerde ook nieuwigheden zoals het luisterspel en het revuespel. Immens populair was het kinderuurtje met moeder SAROV (Ruth Sarphati); uitzendingen op verplaatsing en kinderfeesten brachten telkens honderden kinderen en volwassenen op de been. In haar programma's bracht SAROV steeds een zekere moraal, maar omdat ze in een ontspannende vorm werd gebracht kwam de boodschap gemakkelijker over. Vaak werden problemen behandeld waar de arbeiders in hun directe leefomgeving mee geconfronteerd werden, zoals de verkorting van de arbeidsduur of de geboortebeperking. De aankondiging van de programma's gebeurde via het weekblad Radiobode, dat verscheen vanaf 17 september 1931 en te koop was voor iedereen. Sinds 1 oktober 1929 bracht de omroep reeds het maandblad SAROV uit, maar dat was meer een ledenblad dat zich tot de eigen leden richtte.
Op het einde van de jaren 1930 nam SAROV in haar programma's radicaal standpunt in tegen het nazisme in Duitsland. Toen de Duitsers in 1940 België binnenvielen, schrapten ze alle uitzendingen van de omroepverenigingen. SAROV kreeg het echter harder te verduren dan de andere omroepen. Op 4 juni 1940 werd SAROV vernietigd door de Duitse bezetter. Bij een inval in het gebouw van SAROV werd alle technische apparatuur meegenomen en werden de overige bezittingen en papieren vernield. Die operatie betekende het einde voor SAROV.
Een goedkopere oplossing bestond er in een kristalontvanger aan te schaffen of in elkaar knutselen. Met een koptelefoon, een zeer lange antenne en heel wat geduld kon je één of meerdere uitzendingen ontvangen.
Hoe werkt zo'n kristalontvanger dan? Men heeft slechts een vijftal zaken nodig, namelijk een klein kwartskristal, wat ijzerdraad, een lange metalen kabel, een aardingsklem en een hoogohmige koptelefoon. De koptelefoon moet een hoogohmig zijn want met een koptelefoon met een lage impedantie vloeit de ontvangen energie direct naar de aarde.
Met het eindje ijzerdraad moet een spoel van een paar windingen worden gemaakt, afhankelijk van de ontvangen frequentie. De ene kant van de spoel wordt verbonden met het kwartskristal. De koptelefoon plaatst men tussen het ene uiteinde van de spoel en het andere uiteinde van het kristal. Tenslotte worden met de lange metalen draad een antenne gemaakt. Antenne en aarde verbindt men eveneens aan de koptelefoon.
Door wat te spelen met het contact van het spoel en het stuk kwarts is het mogelijk om af te stemmen op een middengolfzender. Echt handig is dit niet want meestal hoor je heel wat zenders door elkaar omdat er geen elementen aanwezig zijn om nabijgelegen frequenties te onderdrukken. Ook moest het zeer stil zijn in de nabije omgeving want het geluid was zeer zwak.
Voordeel van dit systeem is dat men geen externe spanning nodig heeft. De audio wordt gehaald uit de uitgezonden energie van de zenders. Vandaar dat het belangrijk is om een zeer lange antenne te gebruiken om zoveel mogelijk uitgestraalde energie op te vangen.
Het is nog steeds mogelijk om kristalontvangers te maken. Het kristal vervang je door een diode van het germaniumtype. Echter tegenwoordig zijn er niet veel uitzendingen meer via de middengolf en de lange golf.
Naar de radio luisteren was toen soms niet zo eenvoudig. Lees hier het rapport van een radioamateur die luisterde met een kristalontvanger. (bron: Maandschrift Radio - 15 mei 1924).
Ik heb mij een klein radiotoestel gekocht met galène-steen (55 frank), daarbij een telefoon van 2000 ohms (20 frank). Ik woon op zeker 60 kilometer van Brussel. Ik heb mij een luchtdraad gemaakt, buiten gespannen, 7 tot 8 meters hoog van 25 meters; daarna twintig meters in V-bijgevoegd, daarna nog een draad van 32 tot 33 meters bijgevoegd. In het begin hoorde ik iets, bij den tweeden draad wat meer, bij den derden draad niets meer. Na afsnijding van eersten en tweeden draad werkte mijn toestelletje betrekkelijk wel. Om de grote nieuwsgierigheid mijner geburen wat te vermijden, kreeg ik het gedacht een viertal draden op een meter afstand op den zolder te spannen, 8 tot 9 meters boven den grond met eene lengte 12 tot 13 meters, van allen draad ondereen: groven, fijnen, koperdraad, zinkdraad, ijzerdraad, van alles wat, hier aaneen gesoldeerd, daar aaneengewrongen en met dezen draad heb ik den prachtigsten uitslag dien men uitdenken kan. Ik versta zeer duidelijk tot het laatste woord van den heer Bracony, wanneer hij ’s avonds laat het persnieuws overseint. Na het concert van Brussel, des avonds om 10 ure, hoor ik nog altijd verder, zeer verder spreken of horen zingen of muziek; vanwaar zulks komt is mij onbekend; het komt me toe met dezelfde golflengte als Brussel. Ik meen heel klaar Engelsch te hebben hooren spreken. Zou dat mogelijk zijn ? Van Parijs hoor ik niets.
Tijdens WO I was radio een exclusief militaire aangelegenheid. Na de Wapenstilstand beschouwde de regering, die klaarblijkelijk nog wel andere en dringende zorgen had, de radio niet meteen als een prioriteit. Er heerste een klimaat van redelijke vrijheid. De overheid bemoeide zich bijna nergens mee. Frequenties werden toegekend door het ministerie van PTT (Post, Telegraaf en Telefoon). De technische controle van de zendinstallatie gebeurde door de RTT (Regie van Telefoon en Telegraaf)
In Nederland was er de Fries Hanso Idzerda die na WO I met radio-uitzendingen startte. Hij was de eigenaar van een kleine fabriek van radio-ontvangers. Hij verkreeg een radiovergunning en op 6 november 1919 verzorgde hij zijn eerste radio-uitzending tussen 20:00 en 22:30. Zijn station had de naam PCGG dat stond voor Pracht Concerten Gratis Geven.
Op 7 augustus 1920 werden de Conditions d'établissement des postes récepteurs de télégraphie sans fil door een Ministerieel Besluit gepreciseerd. Iedere bezitter van een radiotoestel moest, om in regel te zijn met de wet, een brief schrijven naar het ministerie van de PTT om de toelating te verkrijgen tot het installeren van een radio-ontvangsttoestel. Dit alles stond nauwgezet beschreven in een inlichtingsfiche.
Radiobezitters betaalden toen een jaarlijkse bijdrage van 20 Belgische Frank per toestel. De taks werd beschouwd als controlemiddel.
De Volksstem - 12 oktober 1933
In 1914 werd vanuit het kasteel van Laken een eerste radio-uitzending verzorgd. De enige wet die men had was die van 1908 betreffende de draadloze telegrafie door middel van elektrische stralen. Bij het uitvaardigen van de licenties voor lokale uitzendingen maakte de toenmalige minister van Posterijen, Telefonie en Telegrafie dan ook gebruik van een vrije interpretatie van deze wet.
Tijdens de grote oorlog (1914-1918) was radio een exclusieve militaire aangelegenheid. Na de Wapenstilstand beschouwde de regering, die klaarblijkelijk nog wel andere en dringende zorgen had, de radio niet meteen als een prioriteit. Er heerste een klimaat van redelijke vrijheid. De overheid bemoeide zich bijna nergens mee. Frequenties werden toegekend door het ministerie van PTT.